Toneel van 1970 - 1990; in herinneringen en anekdotes

Het begin

We moeten dan maar met jou beginnen, Channah. Jij kwam in 1971 op school. Ben je toen meteen gaan toneelspelen?

C: Ja, dat kun je wel zeggen. Volgens mij ben ik vooral aangenomen om het toneel na de bloeiperiode Rein Bloem weer wat leven in te blazen. Volgens Dick van der Meulen had ik eigenlijk ook nog een man moeten zijn, maar ja, dat kon ik er niet van maken.

Je eerste stuk was De kale zangeres van Ionesco, en kort daarna volgde Pitten van Heijermans, met onder andere Jacobijn Sandberg, Felix Rottenberg, Hessel Haak en Marc Krone, die we later vaker tegen zullen komen. Dat was meer wat proefdraaien, of niet?

C: Als je bedoelt dat het eenacters waren, dan wel, maar het had wel niveau. Maar vergeleken bij wat volgde, waren het bescheiden produkties.

Twee stappen vooruit

In 1972 werden de zaken wat groter en grootser aangepakt. Hoe haalde je het in je hoofd om een vreselijk moeilijk stuk als De vervolging van en de moord op Jean-Paul Marat, opgevoerd door de verpleegden van het krankzinnigengesticht Charenton onder leiding van de heer de Sade van Peter Weisste kiezen voor een schoolvoorstelling?

C: Het idee voor dit stuk kwam van Jaap Veenhuysen, een geschiedenisdocent. Ik had daar wel oren naar: ten eerste wilde ik wel even laten zien wat ik kon; per slot van rekening moest ik Rein Bloem, die berucht was om zijn enorme produkties, waarbij geld noch leerlingen gespaard werden, opvolgen. Ten tweede was er de samenwerking met de muziekdocent Geert van Tijn, die ook wel wat wilde en heel veel kon. Ten derde waren er heel wat getalenteerde leerlingen: de al genoemde Marc Krone, Felix Rottenberg, Loes Schaaf, Natasja Sweering, Erick Nuyten... Onder de musici zaten Quirijn van Regteren Altena, Jochum Fluitsma, Rolf Haak en Maarten van Norden (thans beroemd jazzmusicus).
Daarnaast speelden ook een paar enthousiaste docenten mee: Jaap Veenhuysen en Erik van der Hoeven, terwijl Maarten Visser voor de filmische ondersteuning zorgde. In totaal waren er niet minder dan 90 leerlingen en docenten bij deze produktie betrokken. Ik kijk nog steeds met enorm veel plezier op die produktie terug; de samenwerking met Geert was bij tijden explosief maar vruchtbaar, de sfeer in de ploeg geweldig en het resultaat artistiek geslaagd. Jammer alleen van die docent die zich in zijn tekst verslikte. Hij liet zich in het vuur van zijn redevoering ik geloof wel drie armen en benen afhakken...

Rob komt erbij

Met die produktie had jij nog niets te maken, Rob?

R: Nee, ik ben pas in 1972 op school gekomen. Ik begon kersvers van de universiteit meteen met 25 uur en had daar nog niet echt oog voor. Ik bemoeide me wel met de schoolkrant, en omdat die een themanummer maakte over de Franse Revolutie en dus aandacht besteedde aan Marat/Sade heb ik de produktie wel van nabij gevolgd. Bij de uitvoering in maart '73 in het Roothaanhuis wist ik "Daar wil ik bij horen". En zo is het gekomen...

Had je helemaal geen ervaring met toneel?

R: Niet met spelen of regisseren, maar ik had jarenlang alle produkties van Studio en De Nederlandse Comedie afgelopen; ik was een groot liefhebber. Maar toen dat gedonder met de Actie Tomaat kwam, en je in de zaal steeds maar moest participeren, heb ik afgehaakt; dat vond ik vreselijk, en nog steeds kan ik daar niet tegen. Ik hield van Ank van der Moer, Ellen Vogel, Joop Admiraal, Han Bentz van den Berg, Ko van Dijk, dat soort acteurs.

De Jungle opera

Het jaar daarop was het dan raak: Channah, Geert en Rob begonnen met de repetities van de Jungle opera van Jaap van de Merwe. Hoe kwamen jullie aan dat stuk? Dat was toch nog nooit opgevoerd?

R: Volgens mij kwam Geert ermee aanzetten. Die kende Jaap van de Merwe, ik meen vanuit de politieke hoek, en hij mocht de rechten van het stuk afkopen met een jaar schoolgeld voor Justus van de Merwe.
C: Inderdaad, het was een wereldpremière. Het stuk trok ons wel aan, omdat het een bewerking was van het Reinaertverhaal, en het bloed kruipt toch waar het niet gaan kan... We vonden het toen ook heel leuk om met een grote ploeg leerlingen door te kunnen gaan, en dit stuk bood alle gelegenheid.

Het is geen probleemloze bevalling geweest, hebben we gehoord.

C: Nee, dat mag je wel zeggen. We hebben heel lang gerepeteerd, in de soos, want we hadden nog geen eigen zaal, en dat viel allemaal niet mee, want het stuk is af en toe nogal bizar, met sexy kippetjes en dat moest gespeeld worden door brave tieners. Ook klopte het verhaal niet; er zat een rare kronkel in wat het tijdsverloop betrof, en we hebben met de hoofdrolspelers uren gediscussieerd of het tijdsverloop nu de vorm van een acht had, of eerder van een spiraal.
Bovendien waren de liedjes helemaal niet simpel, en Geert had toen al die voorliefde voor immense orkesten en koren, dus dat gaf nogal wat arrangeerwerk. Achteraf begrijp je niet dat het überhaupt op de planken gekomen is.

Hoezo?

R: Nou, je plant op een gegeven moment de uitvoeringsdata en die zie je dan razendsnel dichterbij komen, terwijl je weet dat de helft van de liedjes nog niet zit. Op het repetitieweekend in Ellecom zat de huisarrangeur Aziël Wagenvoort te werken aan nog nooit gerepeteerde liedjes, en toen zaten we een week voor de uitvoering! Godzijdank hadden we heel veel talent in huis. Ga maar na: Marc Krone (alweer!), Paul Cohen, Marianne van der Horst, Edith Andriesse, Paulette Smit, Marleen Balk, Hessel Haak, Sander Israëls, Larry Jackson, Robje Polak... we hadden een prima ploeg, waar we ook heel wat mee af gelachen hebben.
En Geert was natuurlijk onbetaalbaar. Je werd af en toe wel een beetje gek van hem, en zijn temperament, maar wat hij met zo 'n koor en orkest deed was ongelooflijk. En in het orkest zaten ook heel wat getalenteerde musici: Maroeska Metz, Huberte (thans Huba) de Graaff, Eric Vaarzon Morel (nu bekend flamenco-gitarist), slagwerker Jan-Willem van Stuyvenberg en Jean-Louis Knapper (van de muziek van o.a. Medisch Centrum West)

Coproduktie met Geert

Hoe verliep de samenwerking met Geert?

C: Een suggestieve vraag! Daar zou ik je boeiende verhalen over kunnen vertellen. Er was een soort permanente strijd aan de gang tussen toneel en muziek, en Geert kon wel eens wat eigenzinnig zijn. Rob moest dan altijd bemiddelen, die liep dan van de een naar de ander om de boel te sussen.
R: Geert reageerde ook wel eens wat explosief. Ik weet nog goed dat ik hem op de première heb moeten bepraten toch maar te gaan dirigeren. Hij was woedend naar de kleedkamer vertrokken toen de brandwacht zijn koor niet in het zijpad wilde laten zitten. Razend was-ie. Maar ik kon hem meestal wel kalmeren.
C: En vergeet niet die keer (de tweede avond) dat hij klaar stond om af te tikken voor de pauze, toen het toneel gewoon doorging! Dat zat zo: na de première (het was kwart over twaalf, allerlei mensen hadden het slot of de tram gemist) kwam Jaap van de Merwe achter het toneel en riep: "Dat stuk duurt veel te lang!" Ja, dat wisten wij ook wel. Daar hadden we verdomme een hele avond met hem over zitten discussiëren, maar we mochten van hem niet couperen. Nou, toen mocht het wel. We hebben de volgende middag met Jaap en Geert het hele stuk doorgesproken en bedacht dat de pauze op een ander moment zou komen en dat een lied geschrapt zou worden. Geert moest weg om zijn zoon van school te halen, en daarna bleek dat dat bewuste lied niet geschrapt kón worden. We hebben toen de pauze maar laten zitten op het oude moment.
R: Helaas zijn we 's avonds vergeten dat nog even aan Geert te vertellen! Die tikte op het afgesproken moment af, en zag tot zijn stomme verbazing dat de spelers gewoon doorgingen! Het heeft me toen wel wat moeite gekost Geert in de pauze tot doorspelen te bewegen.
Een afschuwelijke blunder wil ik je niet onthouden. Je weet dat van de Jungle opera een grammofoonplaat gemaakt is. Op de hoes staan alle medewerkers genoemd, behalve Geert van Tijn! Dat is een (wellicht freudiaans) foutje geweest van de hoesontwerper, Marc Krone. Geert vond het niet leuk, nee.

Spinoza

Genoeg nu even over de Jungle opera, want er komt nog zoveel meer. Na de Jungle opera kwam Spinoza. Dat was nogal een overgang: geen muziek meer, kleine bezetting. Hoe kwam dat zo?

C: Dat is een heel bewuste keuze geweest. Na de in vele opzichten geslaagde, maar in artistiek opzicht mislukte Jungle opera wilden we een aantal acteurs die onder de Jungle opera geleden hadden, de kans geven echt te laten zien wat ze konden. Dat geldt trouwens ook voor mij. Ik had het stuk al jaren op de plank liggen, wachtend op een geschikte bezetting.
Het stuk was geknipt voor ons: een beperkte bezetting, een aansprekende problematiek (de strijd tussen gevoel en verstand, gepersonifieerd in Rembrandt en Spinoza) en dankbare rollen. Met dit stuk wilden we vooral artistiek scoren.
R: We hebben het ook gekozen omdat we meteen de spelers erbij zagen: Marc Krone als Spinoza, Sander Israëls (nu dramaturg) als de rabbi, Paul Cohen als Zacuto, Marleen Balk als de gravin (lag voor de hand na haar rol als koningin in de Jungle opera), Paulette Smit als Hendrickje, Edith Andriesse als het Poolse meisje (beiden nu professioneel actrice), Hans Hoksbergen als de magistraat... en toen stopte het verhaal, want een Rembrandt hadden we niet. Hessel Haak wilde dolgraag, maar wij twijfelden.
C: Ik weet nog goed wat een slopende toestand dat was. We hadden auditie bij Marleen Balk thuis, en we kwamen er niet uit; geen van onze bekenden vonden we geschikt. De spelers eisten dat ik zou beslissen, niks democratie. Toen ben ik een halfuurtje gaan wandelen en toen wist ik zeker dat Hessel het niet moest doen. En toen ik terug was, kwam Rob opeens met een geheel onbekende naam op de proppen, Erick Siebers. Toen is hij meteen in de auto gestapt (hij had geen telefoon) en heeft die jongen van zijn bed gelicht. Hij kwam, zag en overwon: het was meteen raak, dat moest iedereen toegeven.

In Van Pionier tot Mammoet van Josje Calff staat dat jullie met dat stuk in Brussel een prijs gewonnen hebben. Hoe zit dat precies?

R: Toen wij al behoorlijk ver gevorderd waren met de repetities, kreeg de school een uitnodiging voor een door de Europese Gemeenschap georganiseerd scholieren-toneelfestival. Van alle hoofdsteden van de toenmalige EG zou een scholierenploeg naar Brussel afgevaardigd kunnen worden, om daar in een soort concours te spelen. Normaal zouden we daar nooit op ingegaan zijn, dat paste niet zo goed in de montessori-opvoeding, maar juist omdat we wilden schitteren met dit stuk, en omdat we wisten dat we zulk goed materiaal hadden, dachten we: ach, laten we een kansje wagen.
C: We hebben ons toen aangemeld, en er zijn twee mensen van de NCA, de amateurtoneelbond, komen kijken. Het was de bedoeling dat de beste acteurs van alle scholen zouden worden geselecteerd als de Amsterdamse vertegenwoordiging, maar de beide heren waren zo onder de indruk van onze presentatie, dat ze de gemeente hebben geadviseerd gewoon het MLA af te vaardigen. Dat vonden we toch wel heel leuk en spannend. We hadden stiekem ook wel hoop, want Dimitri Frenkel Frank (toen montessori-ouder) was een keer op een repetitie geweest en was onder de indruk. Dat gaf de burger wel moed.
We zijn toen met de acteurs en Karin Kommers voor de kleding en requisieten en David Veldhoen voor de grime naar Brussel gereisd. Stans Henneman en Dieuwke van Ooij waren eigenlijk de produktie-assistenten, maar we mochten geen twee assistenten meenemen, vandaar dat we toen een soort salomonsoordeel geveld hebben om ze allebei niet mee te laten gaan. Ze waren echter toen en voor veel latere stukken onmisbaar.

Hoe was die week?

R: Als we dat allemaal moesten vertellen, dan waren we morgenavond nog niet klaar. De stad Brussel had zich geweldig uitgesloofd. Alle spelers, dus van Rome, Parijs, Bonn, Londen, Dublin, Luxem­burg en Amsterdam, waren ondergebracht in een jeugdhotel. Wij zaten gelukkig in een iets beter hotel, anders was er van slapen helemaal niets gekomen. We werden elke dag meegesleurd naar allerlei bezienswaardigheden, met lunches en lange busreizen. En natuurlijk elke avond naar de andere steden kijken, dat was fantastisch. We zijn ook nog naar het carnaval van Binche geweest, waar we de optocht hebben mogen aanschouwen.

De tweede prijs

C: De uitvoering was overigens wel een succes. Omdat we wisten dat het publiek de tekst niet zou verstaan, hadden we voor een beeldschone aankleding gezorgd: we hadden prachtige costuums van Leeger, een antieke kast, kamerschermen, het zag er prachtig uit.
De zaal was ook enthousiast, mede doordat hij voor een aanzienlijk deel gevuld was met per bus aangevoerde MLA-leerlingen. De tweede prijs was ook volkomen terecht, evenals de tweede prijs voor Marc Krone persoonlijk. Rome was wel iets beter, maar als steractrice hadden ze dan ook een echte actrice van de toneelschool geplukt.

Iets heel anders

Wat doe je na zoveel succes? Weer met muziek samen, of juist iets heel anders?

R: Na de Jungle opera zijn toneel en muziek uit elkaar gegaan. Het was een turbulent huwelijk, en toen moest er een eind aan komen. Geert heeft een spectaculaire muziekavond georganiseerd, met het "Grand Concours Interscolaire du Puce Royal" (snelheidswedstrijd vlooienmars spelen), waarin Marc en Hessel het oude schoollied "Daar gaat een kleine pionier op weg " aan de vergetelheid ontrukten. Op die avond werden ook de Jasager van Brecht opgevoerd, in een ideologisch geheel verantwoorde versie, waar oeverloos over gediscussieerd was. Later, in juni 1977, heeft Geert in z'n eentje een prachtige Driestuiversopera gedaan, in de vertaling van Seth Gaaikema. Hij had een koor van 59 zangers, een 58-mans/vrouw orkest, met daarin een speciaal door Aziël Wagenvoort gearrangeerd blokfluitkwartet dat een draaiorgeltje moest nabootsen, en een aantal zeer goede solisten: o.a. Martijn Roos, Annette Schwarz, Henriëtte Schenk, Sander Janmaat en Francis van Oosterhout. In het koor zongen onder andere Liesbeth Levy, Thijs Jansen, Arnout Lansberg, Tanja Haarbosch, Monique van Emmerik, Laura Scheffer, allemaal leerlingen die wij later ook weer kregen.
Ik herinner me nog heel goed de slotavond in het Joods Cultureel Centrum, toen Geert de bode van de koning op een echt paard binnen liet komen! Dat was een toestand, maar zo iemand was Geert, het kon niet gek genoeg.
C: Voor ons zou het na Spinoza moeilijk worden, ook al omdat alle acteurs eindexamen gedaan hadden; we moesten een heel nieuwe ploeg formeren. We wisten heel zeker dat we Spinoza niet konden overtreffen, we moesten dus wel iets heel anders gaan doen. We wilden wel eens een blijspel doen, en in overleg met de nieuwe spelers kozen we voor Harten twee, harten drie van Paul Rodenko. In het voorprogramma werd Het omgekeerde pension van W.F. Hermans opgevoerd, in de regie van Marc Krone.
We hadden een heel leuke nieuwe ploeg, voor een groot deel bestaande uit HAVO-leerlingen, en dat was voor het eerst; daarvoor was het allemaal VWO wat de klok sloeg. En er zat ook heel wat talent bij: ik denk aan Hester Bennink Bolt, Margreet Boogaart, Anita Schaafsma, Margot Prins, Martijn Roos, Mathijs Bakker en Joris Kurpershoek. O, laat ik ook Paulus van Dijck niet vergeten, die als inspiciënt een heel belangrijke rol zou spelen.
R: Het was namelijk een stuk in een stuk, dat wil zeggen: de regieassistente, de souffleuse, de belichter en de inspiciënt waren als acteurs ook zichtbaar op het toneel.
Daarnaast waren er natuurlijk de assistenten op de achtergrond, Stans en Dieuwke dus.
Alle changementen gebeurden in het licht, voor de zaal dus geheel zichtbaar, dat was deel van het stuk. En het wegbergen van alle meubels (ook van Het omgekeerde pension) en het opdragen van nieuwe meubels en props mislukte dus grandioos. We hadden ons volstrekt vergist in de ruimte in de coulissen, en op een gegeven moment kwam tijdens de première midden in het stuk opeens het ziekenhuisbed, dat we op zijn kant hadden gezet, naar voren...
Paul en Joris konden het nog net opvangen, alles dus in het volle licht. Channah en ik stierven duizend doden, maar tot onze verbijstering vond het publiek het leuk. Dat dacht dat het erbij hoorde...
Toen hebben we het er voor de volgende voorstellingen ingehouden, en Paulus bouwde dat uit tot een enorme act, waarbij werkelijk alles quasi opzettelijk fout ging. En toch werd er tussendoor goed gespeeld.

Andorra

Goed, dat was de komische noot. Wat stond er het jaar daarna op het programma?

R: In het oude gebouw waren we al begonnen met de repetities van Andorra van Max Frisch, een prachtig stuk episch theater, met het "zondebok-thema", geconcretiseerd in het geval dat iemand jood wil zijn omdat iedereen hem als zodanig beschouwt: de mens wordt zoals de anderen hem maken. Heel geschikt voor leerlingentoneel, hoewel niet iedereen dat vond. We kregen een brief van een ouder van een van de spelers, die van de strekking van het stuk niets begrepen had en eiste dat we de produktie zouden stoppen. We moesten maar een wat actueler thema nemen: "stakingen, academici-toekomst, motivatie, muziek etc." De uitvoeringen waren gepland de derde week van maart 1977. Inmiddels was duidelijk dat we na de verhuizing naar de Pieter de Hooch straat een eigen zaal zouden hebben, en dat maakte een enorm verschil. We studeerden het stuk in op de afmetingen van de nieuwe zaal, maar de verhuizing werd steeds uitgesteld, totdat duidelijk werd dat we dat schooljaar niet meer zouden kunnen opvoeren. Dan valt er toch een gat en krijg je een terugslag. Na de vakantie moesten we de repetities hervatten, met nieuwe hoofdrolspelers, omdat inmiddels twee spelers examen hadden gedaan. Dat gaf intern heel wat verschuivingen. Uiteindelijk was de opvoering in november 1977, in de nieuwe zaal. We hadden een goede lichtinstallatie, een cadeau van de Vrienden van het Montessori Lyceum, een ongekende luxe na het behelpen in het Spinoza Lyceum.
C: In Andorra speelde nog wel Margot Prins van de vorige produktie, maar de rest was nieuw. Het was ook de laatste produktie met Stans en Dieuwke. Dat is aan de ene kant prima, maar ook wel heel inspannend. Er zat nog een oudgediende bij: Marianne van der Horst, die al in de Jungle opera meegespeeld had. Ze was toen nog een onderbouwertje, en zat nu in haar examenjaar. Ze had een ijzersterke slotscène, als ze alleen op het toneel zit met de schoenen van haar gestenigde vriend. Het bericht van haar dood heeft ons erg geschokt. Bij de nieuwe namen moeten vooral Mark Rietman, nu beroepsacteur bij het Nationaal toneel, en Wim Asman genoemd worden, zonder Hildo Krop en Simone Niemeyer te kort te willen doen.

Brief van pater Van Kilsdonk

Dat soort filosofische stukken had toen jullie voorkeur, nietwaar?

C: Ja, omdat ze zo dankbaar zijn voor leerlingentoneel; ze geven jonge mensen de kans boven zichzelf uit te stijgen, zoals Van Kilsdonk ons schreef. Dat was heel mooi: we hadden hem uitgenodigd omdat we een priestergewaad van hem hadden geleend en dit het eerste stuk was dat we in de aula uitvoerden. De dag na de première lag er een brief van Van Kilsdonk in ons vakje, in die speciale hoogdravende stijl die toch precies zegt waar het om gaat. Hij was kennelijk zeer onder de indruk.
R: Ik heb de brief hier (we moesten uiteraard voor alle spelers een kopietje maken) .Hij schrijft onder andere: 'Wat bulkt er meer van volwassenheid dan een stuk van Max Frisch over de dagelijkse maar uiterst subtiele schepping van de "zondebok". Ik heb vroeger met het oog op enige te geven lessen in de filosofie de tekst een paar keer gelezen en terdege benut, zodat de volle ernst van dit kunstwerk mij vertrouwd is. Waarom vertel ik dit? Omdat mij daardoor op adembenemende wijze de ervaring overkwam hoe uw jongens en meisjes in staat waren, door geestdrift en dooreen openbarstend bewustzijn, hun lijf en ziel uit te rekken, hun hoofd en hart op te heffen en zich zelf in de maanden van inoefening en het tweetal uren van de uitvoering tienmaal "vergroot" te weten.'
"Op de stoel naast mij zat een nog erg jeugdige leerlinge die tegen het eind een paar tranen uit haar ogen wegpinkte. Ik zelf, wat ouder en in allerlei literaire wol geverfd, kon eigenlijk dezelfde neiging niet weerstaan: zo suggestief kan schooltoneel zijn, met alle beperkingen die talent en oefening met zich meebrengen, misschien wel daardoor, nog niets is routine of geblaseerdheid."
Ik weet overigens nog iemand die onder de indruk was. De voorzitter van het bestuur, ene Nico Groen, was door de voorstelling zo getroffen dat hij wel nader kennis wilde maken met de regisseuse, met verstrekkende gevolgen

 

Dürrenmatt

C: Ja, zo kan-ie wel weer. Na Andorra kozen we voor een ander stuk in dezelfde traditie: Het bezoek van de oude dame, van Friedrich Dürrenmatt. Dat zou je een stap verder kunnen noemen: het stelt ook een morele vraag, maar verpakt die in satire; het is lichtvoetig en dat maakt het moeilijker om te spelen. Dat is het verbazingwekkende van schooltoneel: juist de zwaarste problemen en de diepste tragiek spreekt de leerlingen het meest aan.
R: Het stelde ook hogere eisen aan het decor. Er moest bijvoorbeeld op een balkon gespeeld worden, er kwamen steeds treinen voorbij; er moesten geloof ik achttien verschillende geluiden, waaronder een panter en een specht, klinken.
De hoofdrolspeelster kwam op in een draagstoel, begeleid door een paar blinden. Het stuk had een cast van 24 spelers, met daarbij ook weer na lange tijd een orkestje en een koortje, onder leiding van Ed Wertwijn. In totaal waren er bij deze produktie 47 mensen betrokken. Dat waren moeilijke dingen, maar wel spannend om te doen.

Dat is het stuk van Mark en Metta geweest?

R: Ja, inderdaad. Metta Gramberg was dat jaar van de Montessori Mavo naar onze Havo gekomen, en maakte al op de audities grote indruk. Maar het was Mark Rietman, die eigenlijk doorgedrukt heeft dat zij de rol van de oude dame moest spelen. Wij twijfelden nog een beetje, maar hij had gelijk.
Ik heb hier onze aantekeningen van de auditie (ik heb heel veel van dat soort dingen bewaard). Over Metta staat er letterlijk: "Eigen interpretatie. Duidelijk beeld van wijfje. Reageert. Wel wat weinig power." En uit de tweede ronde: "Interpretatie. Speelt! Leest door, maakt goede pauzes. Laat zien dat ze machtiger is! Valt snel in. Benen over elkaar! Grapjes worden leuk!"
Je snapt achteraf niet dat je zo lang getwijfeld hebt. We hadden toen alweer een fantastische ploeg, waarvan ik toch noemen wil Fransje en David Donner, Claudia Tellegen, Eduard Klap en niet te vergeten op de achtergrond Ronald van der Ploeg, mijn trouwe licht-assistent, en Sander Janmaat, al die mensen die allerlei klussen opknappen achter de schermen en die zo belangrijk zijn. Dat geldt ook voor Machteld van Dierendonck, die heel veel werk verzette. We waren bij Andorra haar naam vergeten in het programma, en de spelers hebben toen alle 400 programma's met de hand van haar naam voorzien. Echt, dat soort mensen is onmisbaar en krijgen nauwelijks hun deel van alle loftuitingen.
C: Het is een produktie waar ik met heel veel plezier op terug kijk. Het had alles wat een schoolvoorstelling moet hebben: drama, actie, veel spelers, samenwerking met muziek. En daarbij droeg het stuk een duidelijke filosofie uit: het centrale thema is het conflict tussen belang en waarde, tussen individu en gemeenschap. Hoe rekbaar is onze moraal? Welke waarde heeft onze beschaving? We hebben over de inhoud en de strekking van dit stuk (van andere stukken ook, overigens) heel veel met de spelers gesproken. Schooltoneel is altijd meer dan alleen maar een goede aantrekkelijke voorstelling, zeker voor de spelers. Er gebeurt echt wat met ze,tijdens de repetities en daarna. Er ontstaan diepe vriendschappen, die in dit geval bijvoorbeeld geleid hebben tot oudleerlingentoneel. Een aantal spelers van Andorra en De oude dame zijn na hun schooltijd doorgegaan met toneel, in een soort oudleerlingen-toneelclub. Dat heeft tot twee prachtige voorstellingen geleid: Alles voor de tuin van Albee. geregisseerd door Dieuwke van Ooij en Na de zondeval van Arthur Miller, geregisseerd door Hildo Krop en Laura Scheffer. In beide stukken speelde Metta de vrouwelijke hoofdrol, met respectievelijk Wim Asman en Maarten van Hinte als tegenspelers. Daarnaast waren er mooie rollen van Juliette de Wijn en Marijke Hogers. Dat waren indrukwekkende prestaties.

De vrouw in de ochtend

We naderen het lustrumjaar 1980. Na twee stukken uit het Duitse epische theaterrepertoire was het zeker weer tijd voor iets anders?

C: Ja, dat voelden we wel zo. Bij het zoeken naar bruikbare stukken in het toneelmuseum (we hebben daar wat uurtjes doorgebracht) stuitten we per ongeluk op een stuk van een Spaans-Argentijnse schrijver, die ons volkomen onbekend was: Alejandro Casona. Zijn stuk De vrouw in de ochtend voldeed in eerste instantie aan onze wensen ten aanzien van rolverdeling: we wilden absoluut een stuk waarin veel mensen konden meedoen. Dat is de enige reden waarom we het überhaupt zijn gaan lezen. En toen raakten we geboeid door de poëtische taal en de geheimzinnige, bijna mystieke inhoud. Zoiets was op school in ieder geval nog niet vertoond.
R: We hebben het toen eerst aan een paar spelers, onder anderen Mark en Metta, laten lezen om hun oordeel te vragen. Zij vonden het mooi, en toen hebben we doorgezet. Niet tot ieders genoegen, overigens. Boet Knotnerus, wiens zoon Michiel meespeelde, keurde het stuk op inhoudelijke gronden volstrekt af, en wilde de keuze van de te spelen stukken ter discussie stellen. Het is ook een raar stuk. Ik licht een alinea uit het programma: "De dood voorgesteld als een beeldschone vrouw, zelfmoord als uiting van vrijheid, maar toch een happy end [...]." Het stuk brak radicaal met de rationeel-filosofische traditie, maar opende voor de spelers de ogen voor andere, geheimzinnige gevoelens. Bovendien gaf het de spelers de kans echt mooi te spelen, met name hoofdrolspeelster Metta, en dat is ook wat waard.
C: Bij deze ploeg zaten ook weer relatief veel spelers die later "iets" zijn gaan doen in het toneel, of in de kunst. Ik denk in eerste instantie aan Metta en Mark, maar ook aan Maarten van Hinte (toneelmaker), Claudia Tellegen (filmmaakster), Jantien Kassies (oudleerlingentoneel, nu violiste), Pay-Uun Hiu (musicologe), Thijs Janssen (de jonge Maarten in de film Een vlucht regenwulpen), Laura Scheffer (oudleerlingentoneel), Erik Balke (ontwerper van een aantal affiches, thans grafisch ontwerper) en Els van Vloten (thans toneelkledingontwerpster). De sfeer was heel bijzonder, de laatste avond, 15 februari 1980, een groot emotioneel afscheid, met cadeaus, opdrachten en veel kussen.

Nu komen we aan een periode waarin de toneelmachine even haperde. De eerste oorzaak was jouw zwangerschap, nietwaar, Channah?

De uitvinding van Wals

C: Ja, ik was van Judith in verwachting in 1981 en De uitvinding van Wals, van Vladimir Nabokov werd opgevoerd in maart 1982. Ik heb wel wat repetities moeten missen, maar uiteindelijk is het stuk toch op de planken gekomen.
We hadden een jonge ploeg, met weer heel veel nieuwe namen. Ik denk aan hoofdrolspeler Floris de Jong, maar ook aan Katelijne Künzel en Katrien Sitters, die toen geloof ik in de derde zat en het erg moeilijk had met haar "sexy" rol van dame van lichte zeden: ze had wel een doorschijnend bloesje aan, maar daar moest wel alles onder. We hadden ook wat oudgedienden: Leen Cornelissen en Thijs Janssen en wat spelers die al jaren wel wilden maar nooit durfden: Liesbeth Levy, Tanja Haarbosch, Anne van der Heyde. In dat stuk speelde ook Roebie van Staalen, die nu zijn vervangende dienstplicht op school vervult. Hij speelde een blinde, die al zwaaiend met zijn stok bijna van het podium donderde. Gelukkig is dat nooit gebeurd.
R: We hebben dat stuk voornamelijk gekozen omdat er een behoorlijk aantal rollen in zat: bij elkaar hebben er zo'n 20 mensen aan deze produktie meegedaan. Daarnaast speelde ook dat het een vrijwel onbekend werk van een zo beroemd schrijver was: nergens is iets over dit stuk te vinden. Het was een lastig stuk om te doen, omdat het een fantasma is van de hoofdrolspeler; de toeschouwer heeft dat eerst niet, maar later wel door. Het moest dus als totaal een irreële sfeer hebben, maar tegelijkertijd speelden we het vrij realistisch, ook al omdat een andere speelwijze veel te moeilijk was. Dat gaf wel eens problemen, die we hebben opgelost met een vrij abstract decor, waarin Dennis Cohen met hoogtevrees een umpire-stoel moest beklimmen en een quasi pittoreske costumering. Ook de belichting droeg bij aan de juiste sfeer, werk van Saske Dijkstra, die toen voor het eerst meedeed.

De Chinese muur

Het volgende deel van het gesprek moeten we alleen met Rob voeren, want met de produktie van De Chinese muur (alweer van Frisch) had Channah niets te maken.

C: Nee, toen zat ik in de lappenmand. Dat stuk heeft Rob alleen moeten doen.
R: En dat doe ik nooit meer. Kijk, ik heb natuurlijk best wel iets geleerd in al die jaren, maar ik heb niet die vaardigheid noch de lef van Channah om zo even het toneel op te springen en voor te spelen, en dat moet eigenlijk wel. Heel erg waren al de audities. Zelfs met Channah samen is dat een afschuwelijk werk, moeten selecteren en mensen teleurstellen, maar dan heb je nog steun aan elkaar.
Zoals altijd, maar dit keer wel in zeer sterke mate, waren op de audities veel meer meisjes dan jongens, en dat terwijl de rolverdeling het tegenovergestelde eiste. Noodgedwongen heb ik toen besloten een aantal rollen in travestie te laten spelen, wat natuurlijk extra moeilijkheden geeft. Het was een moeilijk repetitieproces, omdat er weer vrij veel onervaren spelers waren, die ik niet echt goed begeleiden kon. Gelukkig had ik ook een paar ervaren spelers en naast mij Saske Dijkstra, die mij heel wat werk uit handen genomen heeft.
Als ik nu in het programma kijk, sta ik verbaasd dat er zoveel mensen aan dit stuk meededen, waaronder heel wat onverwachte namen: Laurens Lamers, Arnout Lansberg, mijn latere computer goeroe, Seppo Stout, Ruben Lürsen, Julia Wouters, thans gevierd fotomodel, Bike Feenstra (als Brutus!) en Sandra Moes. En dat noem ik nog niet eens Maaike Lürsen, die behalve een schone Cleopatra neerzetten, zich samen met Heleen Beunderman over de historische costuums ontfermde, en zeker niet te vergeten de unieke Wolter Gerungan, die van een paar kleurige lappen beeldschone Chinese gewaden maakte. Eigenlijk denk ik voornamelijk aan al deze spelers als ik aan dit stuk denk, veel meer dan aan het stuk, of de thematiek. Ieders inzet was zo groot en er moest zoveel gedaan worden: decors, historische costuums (Brutus, Cleopatra, Romeo & Julia, Don Juan, Philips II, Napoleon, Emil Zola, Henri Dunant), ingewikkelde Chinese costuums, het was een heftig jaartje, dat kan ik jullie verzekeren. Mijn grootste, enige zorg was of al die spelers wel het applaus zouden krijgen dat ze verdienden, want tot vrij kort voor de voorstelling zat de boel nog niet goed in elkaar. Ik denk dat de acteerprestaties van Jorik Bloem (die had ik nog niet genoemd) als Tijdgenoot en van Thomas Spruijt als keizer Hwang-Ti op het laatst iedereen zo gemotiveerd hebben, dat het stuk is geworden wat ons voor ogen stond. De première op 13 maart was geloof ik wel een succes, en op de laatste avond was de zaal stampvol. Het stuk had ook weer een mooi thema: macht en machtsmisbruik van alle heersers.

De Piraten van Penzance

We moeten een tijdje wachten op de volgende produktie, maar dan is het ook weer goed raak: vanwaar de keuze van een echte opera?

R: Inderdaad, pas op 3 december 1984 gaat er een briefje naar de groepsleiders waarin Gerard Knoppers, Ed Wertwijn en ik alle muzikale leerlingen oproepen naar de audities te komen voor "een grote toneelproduktie met veel spektakel en muziek (orkest, koor en solisten)" Dat moest De Piraten van Penzance van Gilbert en Sullivan worden. Het idee was van Gerard, die je best als de motor van deze produktie mag beschouwen.
Hij had de tekst ooit vertaald, prachtig vertaald, voor de operettevereniging Thalia, waar zijn vriend dirigent is. Thalia had de opera al eerder uitgevoerd, en wij mochten de muziek gebruiken. Dat was natuurlijk een buitenkansje.
C: De aanloopperiode van De Piraten heb ik niet meegemaakt, maar toen het muziekgedeelte min of meer draaide, ben ik er weer bijgekomen, voor de mise- en-scène. Dat is uiteindelijk wel wat meer geworden, gelukkig.

Keerden de tijden van de Jungle opera terug?

C: Enigszins wel, als je kijkt naar de bezetting: orkest, koor, solisten, acteurs. Het was ook weer heel leuk met muziek samen te werken, en zeker met Ed, die toch een heel andere persoonlijkheid is dan Geert. Ed is misschien wat minder bevlogen, maar daarentegen zo geduldig, dat was heerlijk werken.
Aan de andere kant kijk ik op De Piraten met meer genoegen terug dan op de Jungle opera als ik naar de artistieke prestatie kijk. De Jungle opera was spectaculair, maar qua niveau toch een beetje tegenvallend (waarmee ik niets negatiefs over welke medewerker ook wil zeggen!), terwijl De Piraten volgens mij een prachtige voorstelling was, niet alleen als schoolvoorstelling beoordeeld, maar objectief. Met de spelers en zangers en musici van De Piraten ontstond ook een heel hechte band. Dat jaar repeteren, de première was op 9 december 1985, was een genoegen. Er deden zulke aardige mensen aan mee, leerlingen en docenten: ik noem alleen maar Gustav Borreman, Ron van Grieken (gastspeler), Arthur en Roland van Alten (ik kon ze nooit uit elkaar houden), Deborah van der Starre, Jacqueline Remmers, Julia Rühl, Nicole de Boer, Esther Gerritsen, Fred van Groningen, Gerard van Wijk, ach, het waren er in totaal 45, dus je kunt ze niet allemaal noemen. Bij deze produktie was de inbreng van de leerlingen in de mise-en-scène groot: de dochters van de generaal bedachten zelf allemaal dansjes en beweginkjes, en dat geldt ook voor de piraten. Daar gaat het ook om; ik heb nooit willen werken met een kant-en-klare regieopvatting vooraf, dan krijg je regisseurstoneel.
R: Ik moet wel zeggen dat het waagstuk goed uitgepakt heeft, omdat we, miraculeus genoeg, een leerling hadden die de zeer moeilijke coloratuurpartij kon zingen. Want dat was de opgave: een echte opera, zonder al te veel concessies aan de muziek, uit te voeren op een school. Regine Willemsen kon die partij zingen, een natuurtalent, en die heeft de rol van Mabel schitterend gedaan, daar stonden we allemaal verbluft van.
En we hebben net als bij de Jungle opera een weekend buiten school gerepeteerd, dat was ook heel belangrijk. Dat was wel een onderneming, met zo'n ploeg naar kasteel Assumburg in Heemskerk, en dan twee volle dagen alleen maar repeteren.

Wat was jouw taak bij deze produktie? Jij bent toch niet zo'n operalief hebber?

R: Nee, dat was ik niet en ben ik nog niet. Maar de Gilbert en Sullivan-opera 's zijn ook geen gewone opera 's; het is een heel apart genre. Ik vond deze muziek erg mooi en bovendien, aan een schoolproduktie meedoen is altijd leuk, wat je ook uitvoert.
Ik heb mij voornamelijk met de techniek beziggehouden: licht en geluid. Het ontwerpen van een geschikt decor was een hele klus, omdat ons toneel zo klein is dat changementen uitgesloten waren. We moesten dus op een andere manier aangeven dat de handeling ergens anders plaatsvond, en dat hebben we gedaan door de projectie van dia 's met teksten op de achtergrond.We gebruikten die dia's ook om een beetje ironisch commentaar op de handeling te leveren, en dat werkte heel goed. Die dia's moesten gemaakt en op tijd vertoond worden, dat was wel vrij essentieel. Daarnaast moest ik er voor zorgen dat de zangers boven het orkest uitkwamen, zonder dat we al te opzichtig met microfoons werkten. Dat gebeurde dus allemaal vanuit het regiehok, door Saske Dijkstra en door mij. Daar heb je je handen vol aan, hoor.

Weill en Brecht

De Piraten van Penzance was de laatste grote produktie. Wat volgde in het jaar daarop?

C: We waren zo enthousiast over deze opera, dat we door wilden gaan. We konden van Gerard Knoppers weer een vertaling van een Gilbert en Sullivan-opera krijgen, en de muziek van Thalia, nu van Trial by jury. We hebben de leerlingen een video laten zien, maar het sloeg niet aan. Ze vonden het te statisch, te saai. Bovendien waren er veel te veel mannenrollen en maar twee of drie vrouwenrollen, en dat was voor de bestaande ploeg heel onaantrekkelijk. En toen is het eigenlijk een beetje doodgebloed.
R: Ed studeerde toen voor het Stedelijk Gymnasium in Haarlem de Jasager in en stelde voor dat wij dat stuk ook zouden uitvoeren; hij kende de muziek op zijn duimpje, en we zouden dat stuk vrij snel op de planken kunnen krijgen. En omdat we het jammer vonden een heel jaar niets te doen stemden we daarmee in.
C: Het bleek overigens geen sinecure. We deden Der Jasager in het Duits, alweer met een groot koor (25 mannen/vrouwen), en een mooie rol van Floor de Wijs als de jongen. Op het laatste moment moest Ed een paar Haarlemse leerlingen inzetten, want echt helemaal klaar waren we niet.
Om de avond toch wat meer te laten bieden dan alleen Der Jasager, nog een keer een vrijwel identieke Neinsager er achteraan wilden we niet, besloten we om voor de pauze een liederenrecital van Weill/Brecht te brengen, gezongen door Connie Alberti en Fred van Groningen. De opening werd verzorgd door Ed als de 126 jaar oude Vladimir Horrorkitsch en de afsluiting door een optreden van Rolf Somann, die het publiek als Brecht verkleed de waarheid onder de neus wreef. In het programma vind je bijna geen "piraten" meer terug, die waren inmiddels allemaal van school, maar wel heel veel spelers die nu meedoen aan de monsterproduktie van de Rocky Horror Show.

Kunnen jullie daar al iets over zeggen?

R: Dat kunnen we wel, maar dat doen we nog niet. We zitten nu drie weken voor de première, en we willen de goden niet tarten. Channah noemde het met recht een monsterproduktie: alles zit erin. Rock 'n roll, humor, sex, horror... Ik liep al een paar jaar rond met dat idee, en dit jaar wilden Channah en Ed meedoen.
Het stuk vraagt nogal veel van iedereen. Er wordt een nieuwe uitgebreidere lichtinstallatie geïnstalleerd, ik krijg de beschikking over een volledige PA, de zaal wordt getransformeerd tot spookslot, een project van Fred van Weely, ja, dat heeft wel wat voeten in de aarde. We spelen negen (9) keer, dan zijn de spelers vermoedelijk bijna dood. Er kunnen in totaal maximaal 600 leerlingen komen kijken, dus we hopen dat het elke avond stampvol zal zijn.

Het waarom

We hebben nu toch een grotendeels historisch verhaal mogen vernemen, maar dat kan ook moeilijk anders. We begrijpen best dat jullie aan al die spelers recht willen doen. Het is ook een verhaal waaruit slechts tussen de regels te lezen valt hoeveel werk en energie zo'n produktie kost. Kunnen jullie zeggen waarom jullie nu al voor het achttiende jaar zoiets doen?

C: Dat is wel een heel moeilijke vraag, want het voor de hand liggende antwoord dat ik van toneel houd, verklaart eigenlijk niets. Bovendien, Rob zegt altijd dat hij eigenlijk niet van toneel houdt, dus kun je nagaan.
R: Het is waar dat ik bij een van de slotbijeenkomsten na een produktie gezegd heb dat ik eigenlijk niet van toneel houd, en dat is ook zo. Ik houd niet van toneel als ik dat zie, ik bedoel dat het toneel is. Dat ligt niet aan mij, want bij leerlingentoneel heb ik dat nooit. De betrokkenheid, de echtheid of authenticiteit, is zo enorm, die komt door alle onzekerheid of onvermogen heen en grijpt mij aan. Je ziet op dat toneel niet een zeventienjarige jongen die een rol speelt, maar bijna altijd directe emotie. Daarom, denk ik.
Daarnaast, maar dat is van een andere orde, vormen toneel en andere buitenschoolse zaken de krenten in de pap van de school. Die maken de pap voor mij lekker.
C: Voor mij ligt het denk ik ongeveer zo. Ik ben natuurlijk in de eerste plaats toch een "gefrustreerde actrice/regisseuse". En dat wat ik in de wereld van het grote toneel niet heb kunnen waarmaken, compenseer ik met het schooltoneel. Daar komt nog wel iets heel wezenlijks bij, waardoor ik tegelijkertijd besef dat het maar goed is dat ik nooit in dat echte toneel terecht gekomen ben.
Het gaat om het volgende. Voor mij is in het bijzonder het educatieve aspect van het toneelspelen met leerlingen heel erg belangrijk. Dat werd mij pas echt duidelijk, toen ik een paar jaar geleden een regie deed bij een amateurtoneelgezelschap. Die mensen ging het eigenlijk alleen maar om het eindprodukt, terwijl voor mij juist de weg erheen, het werken met leerlingen, zo boeiend is. Zo'n zestienjarige puber, die met zijn armen en benen geen weg weet, na veel discussies en proberen zien uitgroeien tot iemand die een rol geloofwaardig gestalte geeft, dat geeft mij het gevoel dat ik werkelijk iets gepresteerd heb. Bovendien denk ik dat het voor leerlingen heel belangrijk is, zich naast onze cognitieve educatie ook bezig te houden met de wereld van de fantasie. Ze leren trouwens ook nog iets anders van het toneelspelen; het met z 'n allen verantwoordelijk zijn voor het eindprodukt en de discipline die dat vereist. Ze moeten bijvoorbeeld altijd aanwezig zijn op repetities en op tijd komen.
Ten slotte: ook ik zou van alleen maar lesgeven redelijk snel genoeg hebben. Dus ook voor mij: toneelspelen op school - de krenten in de pap.

R.C.

[oorspronkelijk geschreven voor het Lustrum Magazine, uitgegeven ter gelegenheid van het twaalfde lustrum van het MLA, 1990 ]
(met enkele verbeteringen en aanvullingen van o.a. Hildo Krop)

Naarstig doorvlooien van de archieven heeft opgeleverd dat jullie, in samenwerking met Geert en later Ed, 23 stukken hebben gemaakt, en dan rekenen we daar de produkties waar jullie min of meer zijdelings bij betrokken waren (pauzetoneel in de Anthonie van Dijckstraat, oudleerlingentoneel) niet bij. We willen proberen de twintig (!) jaar toneel op een beetje lichtvoetige wijze te beschrijven. Daarom geen historische verhandeling, maar de vraag of jullie per produktie een paar noemenswaardige gebeurtenissen willen oprakelen. We willen ons beperken tot het leerlingentoneel, goed?