BALLADE VAN HET GOED FATSOEN
Moeder hield me altijd voor
volgens goed fatsoen:
“m'n kind,
met twee woorden spreken, hoor!”
En daar moest ik het mee doen...
Hoge heren van t gezag,
'k ben maar 'n zak van alledag.
Zegt u nou maar wat ik mag;
en dat zal ik dan doen.
Vader heeft me ingeheid,
volgens goed fatsoen:
"m'n jong,
hou je aan zuinigheid met vlijt!"
En daar moest ik het mee doen...
Hoge heren van 't gezag,
'k ben maar 'n zak van alledag.
Zegt u nou maar wat ik mag;
en dan zal ik dat doen.
En m'n baas, daar leer ik van,
volgens goed fatsoen:
"m'n knecht,
armoe is geen schande, man!"
En daar moest ik het mee doen...
Hoge heren van 't gezag,
'k ben maar 'n zak van alledag.
Zegt u nou maar wat ik mag;
en dan zal ik dat doen.
Nu zorgt nog de zielehoeder
volgens goed fatsoen
voor mij:
"'k Weet voor jou een wijfje, broeder"
Hij blijft vrijgezel, het loeder....
En zij, zij wordt voortdurend moeder,
maar ik, ik moet het ermee doen...
Hoge heren van 't gezag,
'k ben maar 'n zak van alledag.
Noem mij één ding, dat niet mag!
Dat wil ik één keer doen...