De man beklaagt zich er bij zijn buurman (ghebuer) over dat zijn vrouw hem zo slecht behandelt. De buurman heeft een plan om het beter te maken: de man moet steeds nu noch (in vertaling toe maar) zeggen: Watse u smijt of wat zy u doet, Zecht altoes nu noch.
De nogal sullige man ziet er oorspronkelijk geen heil in, maar goedgelovig als hij is laat hij zich toch overtuigen. Als hij weer bij zijn vrouw komt, probeert hij het vrolijk. Zijn vrouw heeft al gauw in de gaten dat er iets mis is en probeert het nu noch er uit te slaan. Als na een flink pak slaag de man nog steeds volhoudt, geeft de vrouw het op, en vraagt de buurman om raad:Lieve gheburen, comt my ter baten!
De buurman raadt de vrouw aan om de priester (pape) erbij te halen. Maar zelfs het bezweringsritueel van de priester werkt niet, de man houdt vol. Ten slotte stelt de buurman voor om de man dan maar iets lekkers voor te zetten. De priester gaat akkoord, en de vrouw zet de man een stuk lekkere koek voor. Dit lijkt te helpen, en als de vrouw, na aandringen van de buurman, de man om vergeving vraagt, blijkt hij nog te kunnen praten: Ic vergheift u gherne.
Het lijkt allemaal goedgekomen te zijn, maar als de man en buurman aan het nagenieten zijn worden ze betrapt door de vrouw. Zo trekt de man aan het eind (zoals in veel kluchten) toch nog aan het kortste eind. De buurman krijgt ook een lesje.